Vrouw zoekt klassieker van haar dromen – deel 3
Hier volgt het laatste deel van deze trilogie. Zoals in elk sprookje loopt het goed af!
De zoektocht wordt vervolgd. Ik ben terecht gekomen bij een chassis van een Salmson VAL3, een cyclecar met een motortje met twee bovenliggende nokkenassen! Deze leek alleen mogelijk later uit losse onderdelen te zijn opgebouwd. Hoe lang en hoe vaak iets wordt aangeboden kan soms ook een signaal geven en een les voor de toekomst blijken te zijn. Ik heb de Salmson VAL3 dan ook niet gekocht.
Van een doorgewinterde Amilcar/Salmson verzamelaar/sleutelaar kreeg ik hele nuttige tips en informatie en veel goede adviezen, die ik ter harte heb genomen. De verkoper adviseerde mij o.a. begin nooit aan een project te beginnen als je budget beperkt is en zeker niet als je zelf geen ervaren sleutelaar bent. Je bent waarschijnlijk goedkoper uit door een gerestaureerde wagen aan te schaffen, zeker als deze hobby nieuw voor je is en je er nog geen ervaring mee hebt. Aan die regel heb ik me gehouden en ten slotte is het ook wel een stuk aantrekkelijker om als jonge petrol head eerst eens lekker te kunnen rijden en ernaast te leren sleutelen aan een niet al te ingewikkelde motor. Een project kan altijd nog, maar dan met een stuk meer ervaring en kennis. Maar allereerst was er een Amilcar nodig…
Budget is natuurlijk alles bepalend, maar tegelijk ook weer een enorm dilemma zeker als je iets moois vindt dat het te boven gaat. Voor een leuke gerestaureerde Amilcar die er een aantrekkelijk uitziet moet je misschien bereid zijn iets meer uit te geven, of geluk hebben. Zoals mijn vader mij altijd al zei; “Nee heb je, ja kun je krijgen”. Al eerder had ik een hele gave CGS gespot op de site van PreWarCar, maar deze Oostenrijkse CGS had ik al uit mijn hoofd gezet, omdat iemand mij zei dat hij er te ‘nieuw’ uitzag en te duur leek te zijn. Maar toen gebeurde er iets heel anders…
Van een kennis hoorde ik dat er in Nederland een CGS te koop stond. Het was te mooi om waar te zijn, zeker omdat deze in perfecte staat zou zijn en gek genoeg voor een ‘hele aantrekkelijke’ prijs te koop was. Dus direct contact gezocht met de eigenaar, maar helaas ik was net te laat, was reeds verkocht. En de prijs was inderdaad heel redelijk! Oei, dat deed pijn en ik was er best even ziek van.
Na deze leerzame ervaring richtte ik mij toch maar weer eens op die CGS in Oostenrijk, waar ik zo weg van was. Na een telefoontje was ik met mijn vader twee dagen later in Oostenrijk en daar gingen de garagedeuren open…
Dat was hem, een prachtige Amilcar CGS met de ’looks’ van een Alfa Romeo 6C (zeker die kleur!). Nadat ik aan den lijve had ondervonden hoe moeilijk het kan zijn om de juiste Amilcar te vinden voelde dit, ondanks de eerdere bedenkingen, als mijn grote kans. Gelukkig dacht mijn vader er ook zo over en zonder al teveel twijfel en een testrit verlieten wij Oostenrijk met een koopcontract. Het was alleen nog een kwestie van ophalen en het feest kon eindelijk beginnen met de Amilcar CGS uit 1925 en inmiddels gedoopt tot mijn ‘Amillioncar’.
Een avontuur is het zeker, want zoals we al hadden gemerkt in Oostenrijk, ging het starten van de motor niet soepeltjes. Je koopt natuurlijk geen nieuwe auto, al was deze CGS wel een beetje een ’nieuwe’ auto aangezien hij nauwelijks had gereden na de restauratie. Dat is niet echt ideaal, want het betekent dat, hoewel we het hier over een auto van 91 jaar oud hebben, zich toch nog kinderziektes kunnen voordoen. Naar mijn mening is dat een avontuur op zich en een leerzaam proces tegelijkertijd. Je gaat een periode tegemoet waarin je veel geduld zult moeten hebben, in de wetenschap dat na alle kinderziektes je een perfecte wagen hebt die aardig betrouwbaar moet zijn. Maar het blijft natuurlijk nog steeds een auto met een ontwerp van kort na de Eerste Wereldoorlog. Een eerste prioriteit, als je zelf geen automonteur bent, is: zoek een goede en betrouwbare restaurateur/monteur waar je goed mee overweg kunt. Zeker dat laatste is iets dat je niet moet onderschatten. Een andere oude wijsheid in deze is dat je ermee rekening moet houden dat je de eerste 5000 km wel eens voor allerlei onverwachte verrassingen kunt komen te staan. Pas daarna zijn alle kinderziektes er hopelijk uit. En nog een andere oude wijsheid is: geef niet te snel op! Hoe dikwijls heeft iemand niet zijn klassieker verkocht omdat hij het niet meer zag zitten en belde de koper na er honderden kilometers mee naar huis gereden te hebben op, om te zeggen dat de rit perfect was verlopen, zonder enig mankement.
Na het nodige afstellen aan de motor en natuurlijk de keuring bij de RDW voor een kenteken, kon ik eindelijk de motor aan de praat krijgen. En dan komt het deel waar ik zo naar had uitgekeken, de rijervaring en wat is dat een beleving! Ik kende het gevoel van een vooroorlogse auto al, en ook wel een klein beetje de ervaring met double clutchen en het gaspedaal in het midden, maar de eerste rit in mijn eigen Amilcar was super! Met vol enthousiasme en zonder angst sprong ik achter het stuur en het voelde alsof ik er al jaren in had gereden. Lekker zonder voorruitjes en even terug naar 1925… nou ja, bijna dan. Nu flink kilometers maken en je auto echt goed leren kennen. Ook met het tussengas krijg je een steeds beter gevoel hoe je het beste kunt schakelen. Dat is de charme van een vooroorlogse auto.
Tot nu toe is de routine een stukje rijden en weer alles in orde brengen, want die kinderziektes… het is geen fabeltje. Een geruststellende gedachte is wel dat uiteindelijk alles weer goed komt en alles kan worden gemaakt, met natuurlijk het ultieme doel om straks met een goed gevoel deel te nemen aan de internationale cyclecar evenementen, waar die ook mogen zijn. Mocht ik dan stil komen te staan dan hoop ik de CGS inmiddels zo goed te kennen dat ik zelf problemen kan oplossen, althans zoveel mogelijk.
Zoals gezegd, een leuke bijkomstigheid van mijn Amilcar CGS is dat ik aan veel leuke evenementen kan deelnemen, zoals ritten van leuke clubs (mijn ‘poor man’s Bugatti’ rijdt vrolijk mee tussen de echte Bugattis). En in rallies die ook een categorie hebben voor vooroorlogse wagens, sprints op Zandvoort of tijdens het Concours d’Elegance Paleis het Loo, en ga zo maar door. Een hele nieuwe wereld gaat voor je open.
Ik hoop dat iedereen die met dezelfde gedachte als ik rond loopt met mijn verhaal te hebben bereikt en dat ik u over de streep heb getrokken om een dergelijk avontuur aan te gaan. Wie weet waartoe het kan leiden… Voor mij is het avontuur nog maar net begonnen en ik kan u verzekeren dat dit iets is dat je moet ervaren en dat kan ook. Gewoon een gedegen plan maken en goed oriënteren, want ik denk dat iedereen vintage kan rijden. Bedenk dat de markt ontzettend breed is op het gebied van klassiekers en meer is dan sportwagens uit de jaren ’60 en ’70.
Tekst: Rose Veenenbos – CRANKHANDLEBLOG