Stoom, elektra en benzine
Toen de ontwikkeling van de auto nog in de kinderschoenen stond waren er al elektromotoren en accu’s. Vanaf 1828 werden er op schaal al “auto’s” gemaakt. In 1888 was de eerste elektrische auto een feit, twee jaar nadat Carl Benz de eerste auto ontwikkelde. Vanaf dat moment vochten elektro, stoom en benzine elkaar uit de fabriek. Voordeel van de elektrische auto was de geruisloosheid en betrouwbaarheid van de elektromotor. Echter, op het moment dat de elektrische starter voor de benzinemotoren werd ingevoerd en de benzineprijzen sterk gedaald waren, heeft elektrisch letterlijk het loodje gelegd. Door het brandstoftekort tijdens de tweede wereldoorlog kreeg de elektrische auto een (tijdelijke) opleving. De Peugeot VLVL en de Breguet A2 zijn daar mooie voorbeelden van.
1899
Columbia Electric Landaulet
Deze Columbia is naar verluid gebruikt voor vip-vervoer in New York City. Het is letterlijk een paardloos rijtuig. Waarbij de paarden zijn vervangen door twee grote elektromotoren. Op de bok zijn onder meer de rijbedieningen en de Volt/Ampèremeter te zien. Let op de bijzonder fraaie, handgeschilderde rode biezen in het lakwerk.
1905
Hedag Electric Brougham
Hedag krijgt een concessie om in Hamburg taxi’s te exploiteren nadat er in steden als Hamburg en Berlijn een verbod op benzinetaxi’s is uitgevaardigd. Aan elk voorwiel zit een zware elektromotor en de batterijen bevinden zich onder de chauffeursbank en aan de achterzijde. De actieradius is circa 80 km, de topsnelheid 23 km/u.
1908
Baker Electric Roadster
Met dit model probeert Baker zijn elektrische auto’s te laten lijken op concurrerende modellen met een verbrandingsmotor. De radiateur heeft echter geen functie en onder de ‘motorkap’ bevinden zich de batterijen. Op de vloer bij de pedalen zit het dashboard, dat bestaat uit een Volt- en een Ampèremeter. De oplader voor de accu’s is hier ook te zien.
1912
Baker Electric Coupe
Deze volledig elektrisch aangedreven auto stond model voor het autootje van ‘Oma Duck’ in de Walt Disney-tekenfilmserie ‘Donald Duck’. De Baker wordt gepositioneerd als een ‘aristocraat van het automobilisme’, die afrekent met ‘de onzekerheden van auto’s met verbrandingsmotoren of stoommachines’.
1912
Detroit Electric Clear Vision Brougham
‘Clear Vision’ heeft bij deze Detroit Electric te maken met het opklapbare voorruitje. De batterijen bevinden zich in de kofferbak achterin. De actieradius van 160 kilometer is zeer concurrerend en daarom was Detroit Electric een van de marktleiders op het gebied van elektrische auto’s.
1920
Cygnet The Baby Swan Car
De maharadja van Nabha laat in de jaren twintig een kleinere versie maken van zijn Swan Car. Deze ‘Baby Swan’ of ‘Cygnet’ (kleine zwaan) wordt voorzien van een elektromotor voor de aandrijving. Beide auto’s zijn nu herenigd in het museum, als ‘moeder en dochter’.
1941
Peugeot VLV
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt deze elektrisch aangedreven VLV (Voiture Légère de Ville – lichte stadsauto) door Peugeot vervaardigd in verband met de schaarste aan fossiele brandstoffen, met toestemming van de Duitsers. De spoorbreedte achter is slechts 33,5 centimeter, waardoor deze auto lijkt op een driewieler.
1942
Breguet A2
Vóór de Eerste Wereldoorlog maakt Breguet naast vliegtuigen enige luxe zescilinder auto’s. Deze zijn kwalitatief goed, maar niet succesvol. In de periode 1941-1945 mag Breguet geen vliegtuigen meer produceren en gaat uit nood elektrische auto’s produceren. Deze A2 heeft zes batterijen met een actieradius van 65 kilometer bij een gemiddelde snelheid van 40 km/u.
2000
Corbin Sparrow Electric Single-Seater
Deze zogenoemde ‘Jelly bean’ heet officieel PTM, Personal Transportation Module. Het is een volledig elektrisch driewielig autootje en speciaal voor woon-werkverkeer gemaakt. De actieradius is circa 55 kilometer en de topsnelheid bedraagt 120 km/u.