Skiff carrosserie, een bootvorm op wielen?
In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog werd voorzichtig geƫxperimenteerd met aerodynamica (stroomlijn). Inspiratie voor deze trend: een boot!
In de beginjaren van de auto was stroomlijn niet iets dat de ontwerpers bezig hield. De wetenschap van de aerodynamica was min of meer een braakliggend terrein. Immers, de luchtvaart bestond nog maar net. Bij de ontwikkeling van de “nieuwerwetse” auto werd met de factor luchtweerstand (nog) geen rekening gehouden. Een voorbeeld: een essentieel onderdeel van de auto uit die tijd was de radiator. Deze is vaak groot en moet voldoende lucht “vangen” om de motor goed te laten functioneren. Oplossingen waren er echter wel. De radiator kon rechtop tegen een dan veel smallere motorkap gelegd worden, zoals Renault dat deed. Een andere oplossing was om de radiator lager, tussen de voorwielen te monteren, maar dit maakte het onderdeel van de auto kwetsbaar voor stenen en dergelijke. Voordeel was wel dat de motor voorzien kon worden van een gestileerd omhulsel met een spitse voorkant (waarmee de lucht “doorkliefd” kon worden) dat mooi kon aansluiten op het schutbord en de plaatsen van de bestuurders
Het probleem was dat de voorkant van de auto nu op een omgekeerde boot leek!
Van deze carrosserievormen werd snel afscheid genomen. Er was echter een carrosseriebouwer in Parijs, Jean-Henri Labourdette geheten, die de bootvorm wel toepasbaar vond in het ontwerp van koetswerken, waarbij de achterkant van de auto van hout was gemaakt. In combinatie met de gewelfde vorm roept dit de associatie met een boot op.
Een van zijn eerste ontwerpen was een koetswerk op een chassis van een Panhard & Levassor X19. De auto werd gebouwd in 1912 voor Chevalier Renee de Knyff, in die tijd directielid bij Panhard & Levassor en een belangrijk persoon in de Franse autowereld. Het ontwerp van de carrosserie werd “Skiff” genoemd, vanwege de wijze waarop de “romp” opgebouwd was, op dezelfde manier als de gelijknamige kleine roeiboot.
De auto werd getoond op de autosalon van Parijs dat jaar en trok veel belangstelling. De mahoniehouten achterkant van de auto maakte de wagen een stuk lichter in vergelijking met een auto voorzien van een stalen opbouw. De achterkant van de Panhard & Levassor van Labourdette was rond. Andere fabrikanten die de “Skiff” nabootsten, hanteerden de meer puntige “torpedo’-vorm, waardoor de gelijkenis met een vaartuig nog groter werd. Al snel werden chassis van andere merken gebruikt voor dergelijke carrosserievormen. Prestigieuze Europese merken als Rolls-Royce en Hispano-Suiza werden gezien met wat in het Engels een “boat tail” genoemd werd. Later volgden de Amerikaanse fabrikanten.
Al snel bleek dat houten koetswerken toch wel erg onderhoudsgevoelig zijn en dat was iets waar men minder van gecharmeerd was. De carrosserievormen werden daarom later uitgevoerd in metaal. De Auburn Speedster in het Louwman Museum is hier een goed voorbeeld van.
Jean-Henri Labourdette maakte op basis van een Panhard & Levassor nog een tweede versie dat grote gelijkenis vertoont met het oorspronkelijke model. Jaren geleden is deze auto verworven door het Louwman Museum. Ingrijpende restauratie was nodig want het oorspronkelijke houten achtergedeelte verkeerde in kommervolle staat. De oorspronkelijke tekeningen waren in het bezit van het Louwman Museum en een nauwkeurige restauratie volgde. Het skiffgedeelte werd nagebouwd door een botenbouwer op basis van de aanwezige gegevens, maar de raad van Jean-Henri Labourdette zelf was welkom. Hij heeft zich, ondanks inmiddels hoge leeftijd, hiermede bezig gehouden. Het eindresultaat zoals dat in het Louwman Museum te bewonderen is, oogt fraai en geeft een blik op een belangrijke modetrend in de beginperiode van de automobiel.
Zoals al aangegeven was de “torpedo” een carrosserievorm die zich in het begin van de 20e eeuw ontwikkelde. Ook het Duitse merk Benz ontwikkelde voor de “Prinz Heinrich Fahrt” een auto voorzien van een torpedo carrosserie. Kenmerkend is de vloeiende lijn vanaf de voorkant van de auto naar achteren, die niet verstoord wordt door uitstekende carrosseriedelen. Deze vorm was revolutionair want tot die tijd waren de auto’s opgebouwd uit drie achter elkaar geplaatste “blokken”, de motor met omkapping, het passagiersgedeelte en de kofferbak. Met de komst van de “torpedo” had de “stroomlijn” definitief zijn intrede gedaan!
Een veel eerder voertuig, de “Jamais Contente”, waarmee de Belg Camille Jenatzy als eerste de magische grens van 100 km per uur doorbrak, was als ontwerp zeer gestroomlijnd. Als u de afbeelding van deze auto in volle vaart ziet op het hier getoonde schilderij van Frederic Gordon-Crosby kunt u dat goed zien. Echter de houding en de plaats van de onverschrokken bestuurder doen wat af aan de aerodynamische efficiëntie.
De gedeeltelijke houten carrosserie kende in de dertiger en veertiger jaren een opleving in Amerika. Nu was het niet de achterkant, maar de zijkanten van de auto’s die in hout waren uitgevoerd. Dergelijke modellen, “Woodies” genoemd, kenden een kortstondige populariteit in Amerika. Vaak betrof het hier zogenaamde “station wagons”. Deze auto’s waren bedoeld om hotelgasten op te halen van de stations en ze vervolgens met hun bagage naar de plaats van bestemming te brengen. Enkele Europese fabrikanten hebben de constructiemethode gevolgd maar net als in de beginjaren was deze modegril van beperkte duur. De geschiedenis herhaalt zich.
Peter Helbach