De verschillende varianten van de Bugatti Type 57
Eén van de bekendste modellen van Bugatti is het Type 57, een model uit de jaren dertig. Een mengsel van een fraai ogende motor in een traditioneel chassis, veelal voorzien van een opvallend koetswerk.
De Bugatti Type 57 is de geschiedenis ingegaan als de bekendste niet-raceauto van Bugatti. Het is dus ook het type waar de fabriek in Molsheim er veel van gemaakt heeft, ca. 700 stuks. Alleen van het Type 44 zijn er meer geproduceerd. De productie liep van 1933 tot het eind van de jaren dertig.
Ter introductie van het Type 57 aan het grote publiek toonde Bugatti op de Autosalon van Parijs in 1934 het model voorzien van een uitzonderlijk koetswerk dat enorme opschudding veroorzaakte. Het koetswerk was bijna futuristisch. Het was een zogenoemde roadster, een open tweezitter voorzien van hoofdsteunen voor berijder en passagier. Deze liepen naar achteren tot halverwege de (voor een Bugatti) lange achterkant. Het leek wel een vliegtuig, zo werd, volgens artikelen uit die tijd, gezegd.
Het model staat bekend als “Grand Raid” en is een van de zes Bugatti’s welke in het Louwman Museum te zien zijn.
Door deze bijzondere auto als publiekstrekker op de stand te zetten, zette Bugatti eenvoudigere uitvoeringen van het Type 57 feitelijk in de schaduw.
Het Type 57 was de eerste Bugatti waar de zoon van Ettore, Jean, zijn bijdrage aan leverde. De artistieke Jean heeft een duidelijke invloed gehad op de vormgeving van de diverse modellen welke van het type 57 zijn vervaardigd. Oorspronkelijk werd Type 57 gebouwd als tweezitter maar was later ook verkrijgbaar in vier-persoons uitvoering.
In de Bugatti catalogus van 1934 werden al vier verschillende modellen genoemd, Galabier, Ventoux, Stelvio en Grand Raid.
Een jaar later kwam daar Atalante bij en in 1938 de Aravis en de Atlantic. De eerstgenoemde twee types waren vierzitters, terwijl de anderen twee gelukkigen vervoerden.
De technische specificaties van de auto waren voor die tijd indrukwekkend. Een zeer fraai ogende achtcilinder motor in lijn leverde voldoende vermogen ( ca. 135 pk) om de zware auto toch opvallende prestaties te geven.
Het chassis was typisch Bugatti: stevig maar een tikje ouderwets. Starre achterwielophanging en beperkt onafhankelijke voorwielophanging. Geen pure sportwagen, maar wel een ideale auto voor lange, snelle ritten.
De introductie van het nieuwe model viel goed en de orders kwamen binnen. Veel van de auto’s werden compleet door de Bugatti fabriek zelf afgeleverd, dus met carrosserie. Dit was bijzonder in die tijd. De zelf ontworpen koetsweken kwamen tot stand onder leiding van Jean Bugatti, die de diverse modellen een eigen identiteit gaf. Alleen de bijzonder modellen, zoals de Grand Raid, werden “buitenshuis” gemaakt. In het geval van de eerder genoemde auto op de salon van Parijs, was dit Gangloff, een van origine Zwitsers bedrijf dat jaren daarvoor het gereputeerde bedrijf Widerkehr uit Colmar had overgenomen. In het Louwman Museum is overigens een Renault 40CV Type JP Touring voorzien van een Widerkehr koetswerk te bewonderen.
Hoewel de prestaties van het Type 57 voor die tijd meer dan behoorlijk waren, vond men de auto toch niet sportief genoeg. Er werd een tweetal varianten ontwikkeld, één met een verlaagd chassis, de 57 S (“Surbaisse”) alsmede een uitvoering met een krachtigere, van een compressor voorziene motor, de 57 C (“Compresseur”) met een vermogen van ca. 160 pk. Latere motoren werden verder opgevoerd tot bijna 200 pk. Hiermede werd tevens een eind gemaakt aan het in ogen van sommigen “stoffige” karakter van het Type 57. De meest exclusieve variant van de 57 was het model SC, voorzien van het lagere chassis en de geblazen motor. De coupé-uitvoering van dit model, Atlantic geheten, wordt door velen als de meest begerenswaardige Bugatti beschouwd. Er bestaan nog twee originele exemplaren.
Een aantal van de in de catalogus uit 1934 vermelde types waren naar bergpassen vernoemd. Dit bleken ook de meest verkochte modellen te zijn.
De meer exotische modellen als de Atalante en de Aravis vonden minder aftrek. De prijzen van deze modellen lagen ook een stuk hoger.
Als laatste werd een versie van het Type 57 ontwikkeld dat een droom van vader en zoon Bugatti in vervulling moest laten gaan: een winnaar van de 24 Uur van Le Mans. Dit was zo’n beetje de enige race die (nog) niet door Bugatti was gewonnen. De auto kreeg de typeaanduiding 57 G mee en was een enigszins opgevoerd Type 57 (dus met een motor zonder compressor) voorzien van een sterk gestroomlijnde, alles omsluitende, carrosserie volgens het “tank”model. Deze vorm was al eerder door Bugatti gebruikt bij Grand Prix wagens uit het begin van de jaren twintig. De traditionele Bugatti radiateur, immer een prominente verschijning op de auto´s, was zelfs weggewerkt onder de stroomlijn.
De wens kwam uit. De auto won in 1937 en ook twee jaar later, in 1939 werd gewonnen. Het werd in dat jaar zelfs een 1-2-zege. Voor zover dat nog nodig was, had het Type 57 zich definitief in de geschiedenisboeken genesteld.
Peter Helbach